De maag ligt linksboven in de buikholte tegen het middenrif. Aan de voorzijde is de maag bedekt door de linkerleverkwab. Aan de achterzijde ligt de alveesklier.
De vorm en de grootte van de maag hangen sterk af van de vulling: een matig gevulde maag is ongeveer 30cm lang en heeft een inhoud van ongeveer 1.5l.
De maag bestaat uit 4 grote delen:
- De maagmond (cardia) is het gedeelte waar de slokdarm in uitmondt.
- De maagkoepel (fundus) is het gedeelte dat links boven de cardia uitbolt en tegen het diafragma aanligt. Hierin kan zich "gas" bevinden. Dit gas bestaat vooral uit ingeslikte lucht. Wanneer de gasbel te groot wordt, kan het gas ontsnappen (oprispen of boeren).
- De maagzak (corpus) is het grote, min of meer verticale deel van de maag.
- Het antrum is het horizontale deel van de maag dat de overgang vormt naar de maaguitgang.
- De gastro-oesofageale sfincter is de sluitspier onderaan de slokdarm, die verhindert dat doorgeslikt eten of drinken zich in opwaartse richting verplaatst en weer in de slokdarm terechtkomt.
- Het maagportier (pylorus) is de sluitspier die de maag afsluit van de dunne darm.
- Een slijmvlieslaag (tunica mucosa), die bij een lege maag zeer sterk geplooid is. De plooiing wordt minder wanneer de maag zich vult. Bij vulling kan de maag uitrekken tot een volume van maximaal 4 liter. De talrijke plooiingen zijn zeer diep en omgevormd tot klierbuizen die maagsap produceren. Dit zijn de maagsapklieren.
- Een bindweefsellaag (tunica submucosa) bevat zenuwen, bloedvaten, lymfevaten en lymfeklieren.
- Een spierlaag (tunica muscularis) zorgt voor krachtige samentrekkingen, waardoor de maaginhoud wordt gekneed, met de verteringssappen wordt vermengd en vervolgens wordt doorgegeven aan de darm.
- Het buikvlies (tunica serosa) biedt de maag bescherming.